• an·schmie·ren
  • Afleiding van het Duitse woord  schmieren ww  smeren met het voorvoegsel an-
Naar frequentie zeldzaam
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
anschmieren
schmierte an
angeschmiert
zwak volledig hulpwerkwoord: haben

anschmieren

  1. overgankelijk besmeren
  2. overgankelijk naaien