• ana·bi·o·se
  • afgeleid van het Griekse 'bios' (leven) met het voorvoegsel ana- met het achtervoegsel -ose [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord anabiose -
verkleinwoord - -

de anabiosev

  1. (biologie) toestand van latent leven, bv. na bevriezing of uitdroging