ameublement
- Geluid: ameublement (hulp, bestand)
- ameu·ble·ment
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bij elkaar horende meubels’ voor het eerst aangetroffen in 1707 [1]
- uit ht Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ameublement | ameublementen |
verkleinwoord | ameublementje | ameublementjes |
het ameublement o
- een stel bij elkaar horende meubelen
1.
- Het woord ameublement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ameublement" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "ameublement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ameublement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be