ambtsopvatting
- ambts·op·vat·ting
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambtsopvatting | ambtsopvattingen |
verkleinwoord |
de ambtsopvatting v
- de visie die men heeft over hoe men een ambt moet invullen
- ▸ Het duidelijkst waarneembaar is de persoonlijke ambtsopvatting van de koning in zijn kersttoespraken. Daarin heeft hij immers meer vrije speelruimte dan anders. Wie zijn vier tot nu toe gehouden kersttoespraken naast elkaar legt, bemerkt dat de koning daarin hamert op de waarde van nationale saamhorigheid, meeleven toont met mensen in de knel en vrijwilligers en mantelzorgers prijst. Toch lijkt de toon van zijn kersttoespraken gaandeweg bezorgder.[1]
- Het woord ambtsopvatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Piet van Asseldonk“'Kersttoespraken koning lijken gaandeweg bezorgder te worden'” (Zaterdag 23 december 2017, 07:14), NOS