• am·bach·te·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord ambachtelijkheid ambachtelijkheden
verkleinwoord

de ambachtelijkheidv

  1. de kennis en kunde die iemand heeft om iets te kunnen maken
     De jury schrijft dat is gekozen voor het boek van 't Hart omdat "dat een grote kennis met aanstekelijk schrijfplezier en een grote ambachtelijkheid weet te verenigen met een ongeëvenaarde stijl, een boek dat de lezer voortdurend aanspoort om dóór te lezen". Ook kozen de juryleden voor De moeder van Ikabod wegens de "kleurrijke personages" en "onmiskenbare kwaliteit".[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Maarten 't Hart wint Biesheuvelprijs voor beste verhalenbundel” (Zondag 19 februari 2017, 17:22), NOS