amazone

Niet te verwarren met: Amazone

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  amazone    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ama·zo·ne

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘strijdbare vrouw’ voor het eerst aangetroffen in 1582
• uit het Grieks

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	amazone	amazones amazonen
verkleinwoord	amazonetje	amazonetjes

Zelfstandig naamwoord

de amazone v

1. strijdbare vrouw
2. een vrouwelijke ruiter

   ▸ Ik geloof niet dat zij een erg goede amazone is.

   ▸ 'Overigens, hoever is het nog?' 'Word je moe?' 'Ik wil wedden dat je nog eens een eersteklas amazone wordt.

3. (afkorting) (papegaaiachtigen) Amazona  amazonepapegaai

Hyponiemen

• [3] blauwbaardamazone, blauwvoorhoofdamazone, blauwwangamazone, cuba-amazone, diadeemamazone, Finsch' amazone, geelkopamazone, geelnekamazone, geelsnavelamazone, geelteugelamazone, geelvleugelamazone, geelvoorhoofdamazone, geelwangamazone, groenwangamazone, grote amazone, guatemala-amazone, hispaniola-amazone, jamaica-amazone, Kawalls amazone, keizeramazone, maria-amazone, oranjevleugelamazone, puertoricaanse amazone, roodbrilamazone, roodkeelamazone, roodkruinamazone, roodstaartamazone, schubnekamazone, sint-lucia-amazone, sint-vincentamazone, tucumánamazone, wijnborstamazone, witvoorhoofdamazone

Afgeleide begrippen

• amazonezit

Vertalingen

    1. een vrouwelijke ruiter   

Spaans: amazona (es) v

Gangbaarheid

• Het woord amazone staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amazone" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.