amateurwielrennen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  amateurwielrennen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ama·teur·wiel·ren·nen

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  amateur zn  en  wielrennen ww 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	amateurwielrennen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het amateurwielrennen o

1. (wielrennen) wielrennen door liefhebbers

   ▸ Maar toen gooide de coronapandemie roet in het eten. Het hele amateurwielrennen kwam stil te liggen, waardoor Van der Lee zich niet meer kon meten in wedstrijden.

   ▸ Het duo uit Tubbergen en Den Ham is door de ploegleiding van de formatie Metec Cyclingteam disciplinair gestraft. Een avondje stappen na afloop van het trainingskamp op Mallorca betekent dat de twee Tukkers niet in actie komen tijdens het openingsweekeinde van het Nederlandse amateurwielrennen.

Gangbaarheid

• Het woord amateurwielrennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.