allerschlimmsten
- al·ler·schlimms·ten
- Afleiding van de overtreffende trap schlimmsten van het Duitse bijvoeglijke naamwoord schlimm met het voorvoegsel aller-
allerschlimmsten
- onbepaald (zonder lidwoord) genitief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- onbepaald (zonder lidwoord) genitief onzijdig enkelvoud van allerschlimmstes
allerschlimmsten
- onbepaald (zonder lidwoord) datief meervoud van allerschlimmste
allerschlimmsten
- bepaald genitief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- bepaald datief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- bepaald accusatief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- bepaald genitief vrouwelijk enkelvoud van allerschlimmste
allerschlimmsten
- bepaald datief vrouwelijk enkelvoud van allerschlimmste
allerschlimmsten
- bepaald genitief onzijdig enkelvoud van allerschlimmstes
allerschlimmsten
- bepaald datief onzijdig enkelvoud van allerschlimmstes
allerschlimmsten
- bepaald meervoud van allerschlimmste
allerschlimmsten
- onbepaald genitief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- onbepaald datief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- onbepaald accusatief mannelijk enkelvoud van allerschlimmster
allerschlimmsten
- onbepaald genitief vrouwelijk enkelvoud van allerschlimmste
allerschlimmsten
- onbepaald datief vrouwelijk enkelvoud van allerschlimmste
allerschlimmsten
- onbepaald genitief onzijdig enkelvoud van allerschlimmstes
allerschlimmsten
- onbepaald datief onzijdig enkelvoud van allerschlimmstes
allerschlimmsten
- onbepaald meervoud van allerschlimmste