Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·leen·schaam·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alleenschaamte
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de alleenschaamtev

  1. het zich schamen als men alleen naar een restaurant, film of een andere zaak gaat waar veel mensen samen met anderen naartoe gaan

Gangbaarheid