• al·gauw

algauw

  1. spoedig, snel
    • Het werd algauw een algemene titel die door meerdere dames van het hof tegelijk kon worden gedragen 
    • Algauw zullen de rimpelingen veroorzaakt door één plons zich zover uitbreiden dat ze overal op het spiegelende wateroppervlak gevoeld kunnen worden. [1] 
     Die reis naar Gambia was voor ons een tussendoortje. We wilden de zon opzoeken, en dan kom je in de winter algauw op dat soort plekken terecht.[2]
     Algauw waren zijn schietvaardigheden meer dan goed genoeg om lid te kunnen worden van de scherpschietvereniging van de school.[3]
76 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1. Shafak, Elif
    Liefde kent veertig regels vertaald uit het Turks door Smits, Manon [2011] ISBN 978-90-445-1742-2 pagina 9
  2. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 978904462569-1
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be