algauw
- al·gauw
- samenstelling van al en gauw
algauw
- spoedig, snel
- Het werd algauw een algemene titel die door meerdere dames van het hof tegelijk kon worden gedragen
- Algauw zullen de rimpelingen veroorzaakt door één plons zich zover uitbreiden dat ze overal op het spiegelende wateroppervlak gevoeld kunnen worden. [1]
- ▸ Die reis naar Gambia was voor ons een tussendoortje. We wilden de zon opzoeken, en dan kom je in de winter algauw op dat soort plekken terecht.[2]
- ▸ Algauw waren zijn schietvaardigheden meer dan goed genoeg om lid te kunnen worden van de scherpschietvereniging van de school.[3]
- Het woord algauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "algauw" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Shafak, ElifLiefde kent veertig regels vertaald uit het Turks door Smits, Manon [2011] ISBN 978-90-445-1742-2 pagina 9
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 978904462569-1
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be