Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • alar·me·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alarmering alarmeringen
verkleinwoord alarmerinkje alarmerinkjes

Zelfstandig naamwoord

de alarmeringv

  1. het laten afgaan van een alarm; een waarschuwingssignaal geven
     De alarmering heeft te maken met dreigende signalen uit de hoek van al-Qaida. Er is overigens geen nieuwe dreiging gekomen, zei een Amerikaanse woordvoerder gisteren.[2]
     De politie Oost-Nederland doet daarom een beroep op iedereen om voor alles aangifte te doen bij de politie en de sociale media alleen als alarmering te gebruiken als er echt signalen zijn dat er iets ernstigs aan de hand is.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ook terreur-alert in San Francisco” (Maandag 5 augustus 2013, 09:46), NOS
  3.   Weblink bron “"Vermissing vaak te snel gemeld"” (Maandag 2 december 2013, 13:20), NOS