afzichten
- af·zich·ten
- samenstelling van af en zichten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzichten |
zichtte af |
afgezicht |
zwak -t | volledig |
afzichten [1]
- (landbouw) met een zeis afmaaien
- Het woord 'afzichten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.