afwinden
- af·win·den
- samenstelling van af bw en winden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afwinden |
wond af |
afgewonden |
klasse 3 | volledig |
afwinden
- overgankelijk een opgewonden draad van een klos afwikkelen
- Ik heb dit garen nog niet afgewonden.
- overgankelijk (scheepvaart) met winden een schip weer vlot zien te krijgen
- Zij slaagden erin het schip af te winden.
- Het woord afwinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwinden" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be