afvoerder
- af·voer·der
- Naamwoord van handeling van afvoeren met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afvoerder | afvoerders |
verkleinwoord |
afvoerder [1]
- een spier die een lichaamsdeel van het lichaam af doet bewegen
- iemand die iets of iemand verwijdert
- [1] abductor
- Het woord 'afvoerder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afvoerder" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be