• af·troe·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord aftroever aftroevers
verkleinwoord

de aftroeverm

  1. een slag die men wint bij een kaartspel door een troef te spelen
    • NZ hebben 25 punten en een fit in schoppen, toch is 4♠ kansloos. De internationals Maas-Ramondt gingen in 3♠ al down, toen west klaveren startte en later in die kleur een aftroever maakte. [2] 
    • Bij Italië-Schotland nam Olympisch kampioen Guido Ferraro over met ♡H en switchte correct naar ♦2 (kleurpreferentie voor klaveren). Oost, Dano de Falco troefde, bereikte zijn partner met ♣A en kreeg nog een aftroever, waarna de kaarten voor eentje down in het board werden teruggestopt. [3] 
86 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Jan van Cleeff 15 september 2001 Op zijn kop
  3. NRC Jan van Cleeff 23 juni 2001 Muiderberg op Tenerife
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be