aftroever
- af·troe·ver
- Naamwoord van handeling van aftroeven met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aftroever | aftroevers |
verkleinwoord |
de aftroever m
- een slag die men wint bij een kaartspel door een troef te spelen
- NZ hebben 25 punten en een fit in schoppen, toch is 4♠ kansloos. De internationals Maas-Ramondt gingen in 3♠ al down, toen west klaveren startte en later in die kleur een aftroever maakte. [2]
- Bij Italië-Schotland nam Olympisch kampioen Guido Ferraro over met ♡H en switchte correct naar ♦2 (kleurpreferentie voor klaveren). Oost, Dano de Falco troefde, bereikte zijn partner met ♣A en kreeg nog een aftroever, waarna de kaarten voor eentje down in het board werden teruggestopt. [3]
- Het woord aftroever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aftroever" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Jan van Cleeff 15 september 2001 Op zijn kop
- ↑ NRC Jan van Cleeff 23 juni 2001 Muiderberg op Tenerife
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be