• af·te·ren

afteren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afteren
teerde af
afgeteerd
zwak -d volledig
  1. voltooien van het teren
  2. na afloop van een feest door blijven gaan; meedoen aan een after-party
     Er werd niet op een pilletje meer of minder gekeken, en het feest was pas afgelopen als de laatste bezoeker naar huis ging. Natuurlijk is ‘afteren’ tot diep in de volgende dag nog steeds een geaccepteerd fenomeen in de minimal-scene, zegt Skils. ‘Maar tegelijkertijd trekt het ook een nieuw publiek dat reguliere clubs als 11 en Paradiso bezoekt.’[3]
46 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[4]
  1. afteren op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    JEROEN JUNTE
    “MEISJES OP DE DANSVLOER” (29 juni 2006), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be