Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·te·ke·naar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van aftekenen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord aftekenaar aftekenaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aftekenaarm

  1. een apparaat waarmee je een lijn op een voorwerp kunt tekenen
    •  
  2. een persoon die gerechtigd is om te bepalen of een handeling al dan niet goed verricht is
    • De leerling ging met zijn aftekenboekje naar zijn chef die ook bevoegd aftekenaar was om enkele proeven van bekwaamheid af te tekenen 

Gangbaarheid