Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stu·deer·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afstudeerhotel afstudeerhotels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het afstudeerhotelo

  1. hotel waarin iemand tijdelijk verblijft om zich voor te bereiden op zijn afstuderen

Gangbaarheid