afstudeerder
- af·stu·deer·der
- Naamwoord van handeling afstuderen met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afstudeerder | afstudeerders |
verkleinwoord |
de afstudeerder m
- (onderwijs) iemand die net een studie heeft afgerond
- ▸ Afstudeerders van kunstacademie AKI ArtEZ exposeren hun mooiste kunstwerken vanaf vrijdag in hun schoolgebouw in Enschede. Er is werk te zien van studenten van de opleidingen Fine Art en Crossmedia Design. Wij namen alvast een kijkje tijdens de opbouw.[1]
- ▸ Tot eind juni trok de zorg in een jaar 50.000 meer werknemers aan dan er weggingen. 116.000 mensen verlieten de sector, bijvoorbeeld omdat ze met pensioen gingen of ander werk gingen doen. Daar stond tegenover dat er 165.000 afstudeerders, zijinstromers en herintreders een baan kregen in de zorg.[2]
- Het woord afstudeerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Enschedese kunststudenten laten zien wat ze in huis hebben met expositie” (21-06-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Zorg trekt meer werknemers dan er vertrekken” (28 nov. 2019), De Telegraaf