Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·strui·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afstruinen
struinde af
afgestruind
zwak -d volledig

Werkwoord

afstruinen

  1. overgankelijk een geheel gebied of stadsdeel lopend verkennen
    • Hij struinde de hele binnenstad af op zoek naar een mooi cadeau. 
  2. uitputtend onderzoeken; zeer grondig onderzoeken
     Hij had stad en land afgestruind om zo voordelig mogelijk een lichtgewicht uitrusting bij elkaar te scharrelen.[1]
     Mijn middelste dochter en ik shopten vaak in de stad en struinden kringloopwinkels af en ze begon vervolgens een klein handeltje door de daar gekochte merkkleding met winst door te verkopen.[1]

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be