Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ster·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afsterving afstervingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afstervingv

  1. overlijden, doodgaan (van een gedeelte) van een organisme
     Bij acute klachten aan de lippen en de tong van een hond, moet je meteen naar een dierenarts gaan. "Er kan een heftige irritatiereactie optreden, wat uiteindelijk zelfs kan leiden tot afsterving van weefsel. Als dat de tong is, dan heeft dat zeker consequenties voor het kunnen eten en drinken." Een dierenarts kan dat met een injectie onderdrukken.[2]
     In Australië is alarm geslagen omdat er steeds meer koraal van het Great Barrier Reef afsterft. Door de klimaatverandering is het zeewater steeds warmer, wat leidt tot hittestress en afsterving van het koraal.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Let op je hond, de eikenprocessierups slaat ook dieren niet over” (Donderdag 27 juni 2019, 12:07), NOS
  3.   Weblink bron “Hoogste alarmfase voor koraal in Great Barrier Reef” (Maandag 21 maart 2016, 06:17), NOS