afrukking
- af·ruk·king
- naamwoord van handeling van afrukken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afrukking | afrukkingen |
verkleinwoord |
de afrukking v
- de keer dat men iets ergens vanaf trekt
- Het woord 'afrukking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afrukking" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be