afraggen
- af·rag·gen
- samenstelling van af bw en raggen ww
afraggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afraggen |
ragde af |
afgeragd |
zwak -d | volledig |
- iets te snel on onzorgvuldig afwerken
- (wielrennen) zonder nadenken, keihard een wielerkoers uitrijden
- Het woord afraggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.