raggen
- rag·gen
- In de betekenis van ‘wild heen en weer lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1836 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
raggen 'rɑɣə(n) |
ragde 'rɑɣdə(n) |
geragd ɣə'rɑxt |
zwak -d | volledig |
raggen
- inergatief ruw heen en weer bewegen
- Met dat oude karretje is al heel wat over de weg geragd.
- overgankelijk een bepaalde schildertechniek waarbij snel met een kwast heen en weer bewogen wordt
- De boog moet met een brede, platte kwast worden geragd langs de lijn van bovenkant.
- Het woord raggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "raggen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "raggen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be