Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ra·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afragen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afragen
raagde af
afgeraagd
zwak -d volledig
  1. spinrag met een ragebol verwijderen
  2. iets van spinrag ontdoen

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen