• af·ra·gen

afragen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afragen
raagde af
afgeraagd
zwak -d volledig
  1. spinrag met een ragebol verwijderen
  2. iets van spinrag ontdoen
31 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[2]