afpreken
- af·pre·ken
- samenstelling van af bw en preken ww
afpreken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afpreken |
preekte af |
afgepreekt |
zwak -t | volledig |
- stoppen met preken nadat men dat een tijd gedaan heeft
- met een zalvende toon spreken
- Het woord 'afpreken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afpreken" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be