• af·peu·ze·len

afpeuzelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afpeuzelen
peuzelde af
afgepeuzeld
zwak -d volledig
  1. iets langzaam en met smaak helemaal opeten
  2. het eetbare van iets afbijten en opeten