Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·na·me·plicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afnameplicht afnameplichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afnameplichtv

  1. (economie) de verplichting om iets te kopen of om ergens gebruik van te maken
     "We hebben een tender uitgezet. Daar hebben vier partijen op gepitcht en dit bleek de beste partij. Dit zijn commerciële testen waarmee we coronatesten voor de zorg en de GGD niet in de weg willen zitten", stelt een bondsbestuurder desgevraagd. Hij benadrukt dat er geen afnameplicht is. Clubs kunnen zelf besluiten gebruik te maken van de bedongen korting of niet.[1]
     Een groot deel van de bijna 4000 tankstations wordt uitgebaat door zelfstandige pomphouders. "Wij hebben een afnameplicht van de grote oliemaatschappijen, maar zij hebben een leverplicht", zegt Klok als voorzitter van branchevereniging BETA. "Als pompen echt structureel droog komen te staan, dan moeten we actie ondernemen. Nu zeggen de maatschappijen nog dat ze het gaan oplossen. Ik denk dat de transporteurs vooral moeten zorgen dat ze meer chauffeurs werven. En dat chauffeurs sneller worden opgeleid voor het speciale vervoer van brandstoffen."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Guido van Gorp
    “KNVB sluit miljoenendeal voor tienduizenden coronatesten” (Donderdag 20 augustus 2020, 11:17), NOS
  2.   Weblink bron
    Achille Prick
    “Pomp tankstation soms leeg door tekort aan chauffeurs en de droogte” (Vrijdag 20 juli 2018, 08:04), NOS