Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·krui·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afkruiden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkruiden
kruidde af
afgekruid
zwak -d volledig
  1. overgankelijk (kookkunst) afmaken van een gerecht door kruiden toe te voegen
     Tip: de seitan voor hij in de pot gaat afkruiden met kippenkruiden, een mengsel met currypoeder, paprikapoeder en allerhande specerijen, kan voor extra pit zorgen. Wel niet overdrijven en afwegen tegenover de hoeveelheid mosterd die u gebruikt.[1]
     Snijd het gebraad zeer dun en schik het op het bord als een carpaccio. Dresseer de saus erover en decoreer met enkele grote kappers en gekonfijte tomaten. Afkruiden met peper.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    jta
    “Veggie stoverij” (24/03/2013), De Standaard
  2.   Weblink bron “RECEPT. Vitello tonato” (02/10/2013), De Standaard