afkoersen
- af·koer·sen
- samenstelling van af en koersen
afkoersen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afkoersen |
koerste af |
afgekoerst |
zwak -t | volledig |
- afkoersen op: ergens naar toe gaan, ergens op af gaan
- Zie het Belgische sterrenensemble nu afkoersen op het WK, na een 2-0 uitoverwinning op Schotland vrijdag. Als bondscoach Marc Wilmots wil, kan hij elf basisspelers uit de Engelse Premier League en Spaanse Primera División opstellen. Vooral de weelde in de verdediging steekt af bij de dunne spoeling van adequate verdedigers bij Oranje. Nederlanders die de eredivisie nog niet eens zijn ontgroeid, moeten het straks op het WK tegen Lionel Messi, Neymar of Falcao opnemen.[1]
- Het woord afkoersen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afkoersen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Bart Hinke 9 september 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be