afknijpen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·knij·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en knijpen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afknijpen |
kneep af |
afgeknepen |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
afknijpen [1]
- overgankelijk door knijpen verwijderen
- overgankelijk (figuurlijk) het uiterste vergen van (iemand)
- in omvang of kracht begrenzen
- ▸ ‘Dus jij beveelt mij, Jeroen? ’ zei ze met afgeknepen stem.[2]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord afknijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afknijpen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be