afhuring
- af·hu·ring
- naamwoord van handeling van afhuren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afhuring | afhuringen |
verkleinwoord |
de afhuring v
- de keer dat men iets in zijn geheel huurt zonder dat anderen het dan kunnen gebruiken
- Het woord 'afhuring' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhuring" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be