afhouwing
- af·hou·wing
- naamwoord van handeling van afhouwen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afhouwing | afhouwingen |
verkleinwoord |
de afhouwing v
- de keer dat men iets ergens vanaf hakt
- datgene wat men ergens vanaf gehakt heeft
- Het woord 'afhouwing' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhouwing" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be