• af·ge·wik·keld
vervoeging van: afwikkelen…
verbogen vorm: afgewikkelde

afgewikkeld

  1. voltooid deelwoord van afwikkelen
     Als hij het goed speelde, was de zaak definitief afgewikkeld en iedereen blij.[1]
     En nu de politieke kwestie van de dag was afgewikkeld, gingen de vriendinnen met nog meer geestdrift over op de vraag of Christa bij de laatste saIon voor de zomeronderbreking moest proberen haar verwondingen te verbergen of juist niet.[2]
  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691