Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·gle·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: afglijden…
verbogen vorm: afgegledene

afgegleden

  1. voltooid deelwoord van afglijden
     Dat kwam doordat vrijwel alles wat de dokter had gezegd langs haar was afgegleden en ze van de medicijnen niets begreep.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen