Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·fi·cha·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord affichage
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de affichagev

  1. een openbare bekendmaking door het opplakken van een bedrukt vel papier
     De campagne van Febelfin bestaat uit een televisiespot, online banners, bannering op de schermen van de bankautomaten en affichage in de bankkantoren.[1]
     In 2013 werd 5,7 miljoen niet opgevraagd, in 2012 zelfs 7 miljoen. ‘Spelers worden nog beter geïnformeerd over de trekking en de resultaten’, legt de Nationale Loterij uit in een persbericht. ‘Dat gebeurt via affichage, mediakanalen en digitale tools als website, Facebook, Twitter of applicaties.[2]
     'We hebben ook afspraken gemaakt over uniforme affichage naar de bezoekers toe over hoe ze zich moeten gedragen', zegt Allegaert.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    llo
    “Nieuwe campagne over internetbankieren: ‘Als je twijfelt, kan je beter stoppen’” (18/08/2014), De Standaard
  2.   Weblink bron
    cjg
    “Loterijspelers laten 5,5 miljoen euro winst liggen” (08/06/2015), De Standaard
  3.   Weblink bron
    edm, evg
    “Brusselse en Vlaamse musea heropenen met strikte regels” (13/05/2020), De Standaard