aferrar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aferrar |
aferraba |
aferrado |
volledig |
aferrar
- a·fe·rrar
- overgankelijk
- stevig vastpakken, stevig vastgrijpen, stevig beetpakken
- (scheepvaart) verankeren, vastleggen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aferrar |
aferraba |
aferrado |
volledig |
aferrar