advertentietarief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·ver·ten·tie·ta·rief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord advertentietarief advertentietarieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het advertentietariefo

  1. geld dat men moet betalen om een reclameuiting geplaatst te krijgen
     Probleem daarbij is dat de tarieven zijn gebaseerd op historische bezoekersaantallen. De site groeit aanmerkelijk sneller dan gedacht. Advertentietarieven bepalen is sowieso erg lastig met zo’n seizoensgebonden product. Valt er twee maanden geen regen, dat staat buienradar.nl ook droog. „April was kurkdroog. We hadden toen slechts 10 procent van bezoekersaantallen van juni.”[2]
     „Eén gratis krant in 2011, daarmee gaat het hele avontuur eindigen”, voorspelt Dijkgraaf. „Als Boekhoorn is uitgekeken op zijn speeltje, is het einde oefening voor De Pers. Sp!ts is momenteel bezig Metro kapot te concurreren door te stunten met advertentietarieven. Zijn moederconcern, De Telegraaf, kan daar het langst mee doorgaan. Dat heeft miljoenen op de plank, Metro niet. Het lijkt mij onvermijdelijk dat ze op termijn samen verdergaan.”[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Gerard ten Voorde
    “Het loopt storm op buienradar” (11 juli 2007), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Jakko Gunst
    “„Eén gratis krant, daarmee eindigt het”” (22 december 2009), Reformatorisch Dagblad