• a·do·ra·re

adorare

  1. (religie) overgankelijk aanbidden, vereren
  2. overgankelijk adoreren, verafgoden


vervoeging van
adorar

adorare

  1. eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van adorar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van adorar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)