Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·tie·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord actiebudget actiebudgetten
actiebudgets
verkleinwoord actiebudgetje actiebudgetjes

Zelfstandig naamwoord

het actiebudgeto

  1. bedrag waarmee men een bepaalde campagne of een bepaald project kan financieren
     Hendriks heeft van het ministerie van VWS een extra potje met 1,2 miljoen euro gekregen dat als 'actiebudget' geldt voor Rio 2016. „We praten met de wielerbond wat we extra kunnen doen maar bijvoorbeeld ook een atlete als Sifan Hassan wil graag een wedstrijd in Rio inpassen in haar programma. Dat is ook iets dat we met dat geld kunnen ondersteunen.”[1]
     Hendriks schuwt de woorden ontevreden en teleurgesteld. Dat zijn eigen actiebudget van 1,3 naar 1,0 miljoen is teruggebracht, zijn portemonnee om een plots opgekomen talent als atlete Sifan Hassan te bekostigen, neemt Hendriks als een heer van stand. 'Ik ben blij dat we die één miljoen nog hebben.'[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Extra steun voor baanrenners Wild en Hoogland” (24-03-2015), Tubantia
  2.   Weblink bron
    John Volkers
    “Geen zware bezuiniging voor Nederlandse olympische topsport” (5 december 2016), de Volkskrant