aconchar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aconchar |
aconchaba |
aconchado |
volledig |
aconchar
- a·con·char
- overgankelijk
- beschutten, in veiligheid brengen
- (scheepvaart) laten stranden, aan de grond laten lopen
- kapseizen, kantelen, omslaan