• ach·ter·la·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord achterlating achterlatingen
verkleinwoord

de achterlatingv

  1. het niet mee nemen van iets als men vertrekt
    • Iwan Kievit is de eigenaar van de woning in Nieuwe Tonge waar Karin Geertsma tot eind februari woonde. ,,Ze zijn verdwenen met achterlating van alles. [2] 
    • De eis is kraakhelder: zo snel mogelijk vertrekken, met achterlating van alle spullen. De dwangsom bedraagt 50.000 euro. Dat de antikraakbewoners een freesmachine, tractor en melkmachine op Facebook te koop hebben aangeboden, vinden de 'erven Visser' het toppunt. [3] 
    • Vervolgens bedenken beleidsmakers weer een nieuw project waar de aandacht en het geld naartoe gaat en zo draait de carrousel weer door, met achterlating van de oude projecten en de mensen die daarbij betrokken waren. [4] 
91 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[5]