Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achtergebouw achtergebouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het achtergebouwo

  1. achterste gedeelte van een bouwwerk; gebouw dat staat op het achterste gedeelte van een perceel
     De asbest die gevonden werd, bevindt zich in het achtergebouw van het theater waar normaal gesproken geen publiek komt. De voorstellingen zijn afgelast in overleg met de Jaarbeurs en Stage Entertainment. Omdat in de lucht geen asbestverschijnselen zijn gemeten, is er geen gevaar geweest voor medewerkers en publiek.[2]
     Het achtergebouw in de tuin van de voormalige patriciërswoning Den Wolsack was in verval geraakt, maar wordt vanaf dit najaar beschikbaar voor het organiseren van recepties, workshops en seminaries in een zo oorspronkelijk mogelijke setting.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Diane Hoekstra
    “Tot en met dinsdag geen shows in Beatrixtheater” (11-01-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “Na jarenlange restauratie is Hofkamer klaar” (30/08/2017), De Standaard