achteren
- ach·te·ren
achteren
- van ~ aan de achterzijde, vanaf de achterzijde
- Het huis is van achteren opnieuw geverfd.
- De agent werd van achteren aangevallen.
- naar ~ in achterwaartse richting
- Zij kamde haar haar naar achteren.
- ▸ ‘Neem die gasten nou eens als voorbeeld. ’ Sander wees onverstoorbaar met de duim van zijn rechterhand naar achteren, waar zijn neefjes elk woord van hem als zoete koek verslonden.[1]
- ▸ En ja.... sta me toe'Hij maakte het pakje open en legde het sieraad snel om de hals van Christa, deed het slotje dicht en zette een paar passen naar achteren.[2]
- van voren tot achteren: geheel en al
- Het schip werd van voren tot achteren overspoeld door de plotselinge golf.
- (verouderd) ten ~: achterlijk, achterlopend
- Deze klok loopt ten achteren.
- Gij zijt ten achtren, Roen! Schud af die malle droomen![3]
- Het woord achteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achteren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Nicolaas Beets: in het gedicht Nog ten achteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
achteren
achteren