• ach·ter·baks·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord achterbaksheid achterbaksheden
verkleinwoord

de achterbaksheidv

  1. de mate van stiekem en geniepig zijn
     "Een periode in Volendam was ik even niet mezelf. Dan heb je problemen met de trainer, want je speelt niet. En dan kan ik wel eens vervelend worden. Op het moment dat iemand niet eerlijk is in mijn ogen, dan zeg ik er wat van", legt Kramer uit. "Maar ik heb liever eerlijkheid dan achterbaksheid. Ik antwoord altijd eerlijk op vragen. Het is niet altijd makkelijk, maar soms zit er een beetje sarcasme bij."[1]
     Veel van de verhalen die de notarissen mij vertelden getuigen van een achterbaksheid, gluiperigheid en doortraptheid die ik - hoewel ik toch niet uit de boerenkool kom - voor onmogelijk had gehouden.[2]
  2. streek die getuigt van stiekemheid, geniepigheid, gemeenheid


  1.   Weblink bron “Ook bij Feyenoord zal Kramer zichzelf niet verloochenen” (11-08-2015), NOS
  2.   Weblink bron
    Johan Nebbeling
    “In het kantoor van de notaris” (08-03-2017), Tubantia