absenteren
- Geluid: absenteren (hulp, bestand)
- ab·sen·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(zich...) zich verwijderen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1448 [1]
- afgeleid van het Franse absenter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
absenteren |
absenteerde |
geabsenteerd |
zwak -d | volledig |
absenteren
- wederkerend zich ~: zich eventjes verwijderen
- Ik moet mij even absenteren.
- Het woord 'absenteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.