absenteerde
- Geluid: absenteerde (hulp, bestand)
- ab·sen·teer·de
vervoeging van |
---|
absenteren |
absenteerde
- enkelvoud verleden tijd van absenteren
- Ik absenteerde.
- Jij absenteerde.
- Hij, zij, het absenteerde.
- Ik absenteerde.
vervoeging van |
---|
absenteren |
absenteerde