abituriënt
- Geluid: abituriënt (hulp, bestand)
- abi·tu·ri·ent
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘eindexamenkandidaat’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- uit het Duits
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abituriënt | abituriënten |
verkleinwoord |
de abituriënt m
- (onderwijs) wie een middelbare school of school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met het eindexamendiploma verlaat
- Het woord abituriënt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abituriënt" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "abituriënt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be