• abib
  • Herkomst: Hebreeuws (gangbare Nederlandse versie), letterlijk: 'korenaren' [1]

abib

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) eerste maand van het jaar, in maart-april; oude benaming, later: nisan (4×: Ex. 13:4, 23:15, 34:18, Deut. 16:1)
  • Hebreeuws (transcriptieversie): aviev