• IPA: /ˈabdɛˌrɛ/
  • ab·de·re
  • Afgeleid van dāre met het voorvoegsel ab-.
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
ăbdĕre ăbdo ăbdĭdi ăbdĭtum
derde vervoeging volledig

ǎbdĕre

  1. verwijderen, wegstoppen, terugtrekken; verbannen
  2. verbergen, verschuilen, geheim houden
  3. wegbergen, zich verdiepen (in)